Overslaan en naar de inhoud gaan

Geschiedenis van octrooien

Oorsprong van het octrooi 

In de middeleeuwen gebruikte men het woord octrooi of patent voor een brief waarin een vorst bepaalde rechten verleende. Het ging dan om het recht om een meer droog te leggen, een fabriek te bouwen of om een monopolie op het importeren en verkopen van een bepaald product.  

Vanaf halverwege de 16e eeuw kwamen er ook octrooien voor uitvindingen. Zo verleende keizer Karel V in 1545 een octrooi voor 2 jaar aan Jan Colterman op een nieuwe manier om ovens en fornuizen te verhitten. 

Vanaf 1581 verleende de Staten-Generaal in de Verenigde Nederlanden octrooien. Ook afzonderlijke Provincies verleenden octrooien. Naast octrooien voor uitvindingen kwamen er ook octrooien voor merken en auteursrechten. De geldigheidsduur varieerde sterk: van 2 jaar tot soms wel 50 jaar. Na afloop kon men octrooien vaak verlengen. 

Simon Stevin kreeg in 1584 en 1589 octrooi op verbeterde watermolens. Het tweede octrooi beschreef de straf op inbreuk: 1000 gulden. De helft ging naar Stevin, de andere helft naar de gemeenschap.  

Een octrooi was nog niet beperkt tot intellectueel eigendom. In 1602 verleenden de Staten-Generaal een octrooi aan de Generale Verenigde geoctrooieerde Compagnie, later Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) genoemd. De VOC kreeg het alleenrecht op de handel in Azië vanuit Nederland. Verder gaf het octrooi de VOC het recht om verdragen te sluiten, oorlogen te voeren en gebieden te besturen, waardoor het ook een koloniale macht werd. Het octrooi werd steeds verlengd. Het laatste octrooi verliep in 1800, toen de VOC inmiddels was opgeheven. 

Octrooiwet van 1817 

In 1809 voerde koning Lodewijk Napoleon de eerste octrooiwet in ons land in. Je kon octrooi krijgen op uitvindingen en ontdekkingen. Het was een korte wet: maar 3 artikelen. De wet was ook maar heel kort van kracht. Bij de inlijving van Nederland bij Frankrijk in 1810 verviel de wet alweer.  

In 1813 werd Nederland weer onafhankelijk van Frankrijk. Koning Willem I voerde de Octrooiwet van 1817 in. Onder deze wet kon je octrooi krijgen op uitvindingen gedaan in Nederland, en ook op de eerste invoering van uitvindingen gedaan in het buitenland. Octrooien konden 5, 10 of 15 jaar geldig zijn. De kosten liepen op tot 750 gulden, toen een hoog bedrag. 

De aanvrager moest een beschrijving van de uitvinding inleveren. Na betaling kreeg de octrooihouder zijn octrooibewijs. Vervolgens publiceerde de Staatscourant de naam van de octrooihouder, de titel van de uitvinding en de beschermingsduur. De beschrijving en de tekeningen werden pas openbaar na afloop van de beschermingsduur.  

De Octrooiwet van 1817 heeft ruim 50 jaar bestaan. In deze tijd zijn zo'n 1000 octrooien verleend voor uitvindingen gedaan in Nederland, en ongeveer 3500 octrooien voor uitvindingen gedaan in het buitenland. Het ging dan bijvoorbeeld om het maken van scheermessenriemen, een werktuig om koehaar te spinnen, en het bakken van metselstenen in een nieuwe vorm. 

Afschaffing in 1869 

In de loop van de 19e eeuw groeide in West-Europa de kritiek op octrooien. Men vond dat elke beschermende maatregel het vrije handelsverkeer belemmerde. Uitsluitende rechten bevorderden volgens critici niet altijd het algemeen belang. Ook de octrooiverlening kreeg kritiek, omdat niet altijd duidelijk was waarom men aanvragen verleende of weigerde. Omringende landen pasten daarom hun octrooiwetten sterk aan. Nederland schafte in 1869 het octrooistelsel helemaal af. 

Na de afschaffing bleven grote meningsverschillen bestaan over het belang van een octrooistelsel voor de industriële ontwikkeling. Sommige bedrijven profiteerden, omdat ze nieuwe ontwikkelingen uit het buitenland straffeloos konden namaken. Innovatieve bedrijven protesteerden juist, omdat anderen hun innovaties namaakten. Ook het buitenland voerde toenemende druk uit op Nederland om het octrooistelsel weer in te voeren. 

Internationaal Unieverdrag van Parijs 

Het eind van de 19e eeuw stond in het teken van internationale samenwerking. De euforie over de industrialisering zorgde ervoor dat landen over nationale grenzen heen keken. Tegen 1883 kwamen meer dan 140 landen bij elkaar in Parijs om nationale wetten over industrieel eigendom op één lijn te krijgen. Ze legden de afspraken vast in het Unieverdrag van Parijs. Nederland had op dat moment geen octrooiwet. Toch ondertekende Nederland dit verdrag, voornamelijk vanwege andere wetten over intellectueel eigendom. 

Octrooiwet 1910  

In 1910 nam Nederland weer een octrooiwet aan: de Octrooiwet 1910. Deze trad in 1912 in werking. De Octrooiraad voerde de wet uit. Het aantal octrooiaanvragen in Nederland groeide tot er een kleine inzinking kwam tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daarna steeg het aantal aanvragen sterk. In de jaren '60 en '70 bereikte het aantal aanvragen een maximum van 14.000 tot 18.000 aanvragen per jaar. 

Europees Octrooiverdrag  

In 1973 tekenden 16 Europese landen het Europees Octrooiverdrag. Het verdrag trad in 1977 in werking in België, West-Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland. In 1978 opende het Europees Octrooibureau de deuren. Je kon voor het eerst octrooi aanvragen voor meerdere landen tegelijk. Na verlening koos je zelf in welke van de aangesloten landen je octrooi geldig werd. Voor elk gekozen land had je dus een afzonderlijk octrooi.  

Aanvragers maakten hier graag gebruik van. Europees octrooi aanvragen werd ook steeds aantrekkelijker, doordat meer landen zich aansloten. Het aantal Nederlandse nationale octrooiaanvragen daalde hierdoor van circa 13.000 in 1978 tot 3.000 in 1990. 

Rijksoctrooiwet 1995 

Het succes van het Europees Octrooibureau en de daling van het aantal Nederlandse octrooiaanvragen leidde tot een nieuwe wet: de Rijksoctrooiwet 1995. Deze wet maakte het mogelijk om goedkoper en sneller octrooi te krijgen. 

De wet introduceerde een zesjarig en een twintigjarig octrooi. Het zesjarig octrooi kreeg men zonder onderzoek naar de stand van de techniek. Bij het twintigjarige octrooi vond wel een onderzoek plaats, maar we verleenden het octrooi ongeacht de uitkomst. Dit voorkwam kostbare discussies tussen de aanvrager en Octrooicentrum Nederland. De resultaten van het onderzoek gaven de aanvrager en diens concurrenten nog wel een idee van de sterkte van het octrooi.  

De termijn tot verlening werd verkort tot 18 maanden voor aanvragen die nog niet in een ander land gedaan zijn. 

Wijzigingen in 2008 

In 2008 verdween het zesjarig octrooi. Het ontbreken van een onderzoek naar de stand van de techniek leverde te veel rechtsonzekerheid op. Alleen de twintigjarige octrooien bleven bestaan. 

Ook werd het vanaf 2008 mogelijk om een Nederlands octrooi in het Engels aan te vragen. Alleen de conclusies moet je nog in het Nederlands indienen. Dit verlaagt de vertaalkosten voor aanvragers die later een internationale aanvraag willen indienen. 

Unitair octrooi 

Sinds 1 juni 2023 bestaat ook het unitair octrooi. Na verlening van je Europese octrooi kun je hiermee 1 octrooi krijgen voor alle aangesloten landen tegelijk.  Nederland neemt vanaf de start deel aan het unitair octrooi en Unified Patent Court

Toekomstige ontwikkelingen 

Momenteel werkt het ministerie van Economische Zaken (EZ) samen met Octrooicentrum Nederland aan een nieuwe Rijksoctrooiwet die van het Nederlands octrooi weer een getoetst octrooi maakt. Dat sluit beter aan bij octrooisystemen in andere landen en biedt zowel de octrooihouder als diens concurrenten meer rechtszekerheid.

De eerste Nederlandse octrooien komen uit de middeleeuwen. Op deze pagina lees je hoe het octrooistelsel zich ontwikkelde van een privilege van een vorst tot een systeem van nationale wetgeving en internationale verdragen.